Gedrag op het werk

De juiste attitudes

Hoe ondersteun ik de ontwikkeling van de juiste attitudes bij de jongere?

Naast de technische competenties zal de jongere gedragscompetenties moeten aanleren en ook hier heeft hij/zij heldere instructies nodig.

De schoolbegeleiders volgen gedrag op in de school, maar proberen ook zicht te krijgen op het gedrag op de leerwerkplek.

Gouden regels
  • Verwoord concreet wat je verwacht door voorbeelden te geven
  • Leg uit waarom je dit belangrijk vindt
  • Geef zelf steeds het goede voorbeeld
  • Bekrachtig positief gedrag
  • Bespreek ongepast gedrag

Efficiënt en effectief communiceren

In staat zijn om je eigen mening zodanig (respectvol) over te brengen dat de ander, voor wie de boodschap bedoeld is, deze begrijpt en om open te staan voor wat de ander te zeggen heeft.

Voorbeelden

  • Spreekt goed verstaanbaar, articuleert duidelijk.
  • Durft een probleem of onderwerp ter sprake brengen.
  • Gaat na of de ander de boodschap begrepen heeft.
  • Vraagt om verheldering indien hij/zij de ander niet goed begrijpt.

Werkt efficiënt samen met collega’s

In staat zijn om actief en gemotiveerd met anderen samen te werken om tot een gezamenlijk resultaat te komen.

Voorbeelden

  • Helpt collega’s spontaan indien nodig.
  • Houdt rekening met de mening en inbreng van collega’s.
  • Toont interesse in collega’s, vraagt naar hun interesses ...
  • Legt een conflict met een collega bij.

Volgt aanwijzingen van verantwoordelijken op 

Is in staat om gegeven instructies en procedures op te volgen (met behoud van kritische blik?).

Voorbeelden

  • Toont respect voor de verantwoordelijke.
  • Volgt de werkinstructies zoals ze voorgeschreven staan.
  • Voert uit wat binnen het team of door verantwoordelijke beslist is.
  • Uit kritiek op een gepaste wijze en op het gepaste moment.

Is stipt

In staat zijn om afspraken te respecteren en onvoorziene omstandigheden tijdig te melden.

Voorbeelden

  • Komt op tijd.
  • Werkt opdrachten af tegen de afgesproken deadlines.
  • Komt afspraken na.
  • Verwittigt steeds als hij/zij er niet op tijd kan zijn.

Accepteert opmerkingen en kan overweg met kritiek

In staat zijn om feedback van anderen te accepteren en hieruit te leren.

Voorbeelden

  • Luistert naar feedback van collega’s.
  • Stelt vragen bij feedback van collega’s.
  • Vraagt collega’s regelmatig om feedback.
  • Houdt rekening met feedback.

Leert systematisch zelfstandig werken

In staat zijn om na verloop van tijd taken uit te voeren met minimale ondersteuning en om zijn/haar plan te trekken bij onvoorziene omstandigheden.

Voorbeelden

  • Ziet werk en neemt spontaan werk op.
  • Voert de taken zonder extra hulp uit.
  • Zet door en werkt taken af.
  • Meldt problemen en doet voorstellen om ze op te lossen.

Werkt veilig en hygiënisch

In staat zijn om te werken volgens de voorgeschreven veiligheids- en hygiëneregels en om respect te tonen voor het materiaal.

Voorbeelden

  • Draagt de voorgeschreven kledij.
  • Meldt onveilige situaties.
  • Gebruikt materiaal volgens de voorgeschreven procedures.
  • Ruimt de werkplaats netjes op.

Is leerbereid

In staat zijn om zich nieuwe inzichten en vaardigheden eigen te maken en hier een actieve rol in op te nemen.

Voorbeelden

  • Neemt snel informatie op.
  • Stelt regelmatig vragen.
  • Vraagt naar bijkomende uitleg.
  • Checkt of hij/zij alles goed heeft begrepen.